De Salamie-tactiek

of….. hoe Pa telkens weer voor de bijl ging

Lot
Lot banner

Vroeger hadden mijn ouders een grote Rottweiler-reu, waar ze bijzonder aan gehecht waren. Op 8-jarige leeftijd werd deze hond zo agressief, dat het niet langer verantwoord was Tjef te laten leven. Na deze ervaring wilden mijn ouders geen nieuwe hond in huis hebben, niet nogmaals zoiets mee moeten maken.

Maar een aantal jaren later wilde ik een hondje hebben en het kostte me dan ook heel erg veel moeite mijn ouders hiertoe over te halen. Desalniettemin, na een hele tijd gezeurd te hebben kreeg ik mijn zin. De vraag was nu: welk ras? Mijn moeder wilde graag een rode Engelse Cocker Spaniel, zoals ze vroeger thuis had gehad. Pa vond echter een Spaniel er maar druiloorachtig uitzien en had, als er dan toch een hond moest komen, het liefst iets groots: een Sint Bernard of een Bouvier. Maar nadat hem duidelijk was geworden, dat de hond mee moest op vakantie, vond hij dat we maar een Bassethound moesten nemen. Een Engelse Cocker en een Basset, het verschilde nog al en er kon dan ook geen overeenstemming komen. Totdat we iemand voorbij zagen wandelen met een klein wit hondje en vijf snoezige, wollige, kleinere uitgaven daarvan. Nadat we de eigenares hadden aangesproken, hoorden we dat die kleine dingen West Highland White Terriers waren en dat er nog een teefje te koop was. Maar als we belangstelling hadden, mochten we dit teefje, Ak-Ak genaamd, wel een middagje “lenen” om te kijken of ze ons beviel. Pa keek wel even vreemd op toen we met Ak-Ak thuiskwamen maar ik mocht haar hebben (ooit een Westie pup gezien, spierwit met twee donkere oogjes en een eigenwijs zwart neusje?) met de voorwaarde erbij, dat ze pas drie weken later, na zijn vakantie definitief bij ons mocht komen. Inmiddels was Ak-Ak de kamer druk aan het verkennen, kwam gezellig bij ons zitten en viel tenslotte in slaap op een plaats die Pa zeer vertederde…. precies tussen de jenever- en de sherryfles in. Enfin, sinds die avond is Ak-Ak nooit meer bij ons weggeweest en later bleek deze bewuste avond het prille begin van mijn salamie-tactiek te zijn geweest. Niemand heeft er ooit spijt van gehad, dat we Ak-Ak gekocht hebben, ze is precies de hond die we zochten: klein en handzaam maar toch groot. En allen vrezen we de dag, dat Ak-Ak die laatste gang naar de dierenarts zal moeten maken, we weten dat dat niet meer zo heel lang op zich zal laten wachten, maar ik denk niet dat we nu beseffen hoe leeg het straks zonder Ak-Ak zal zijn. Zij is onvervangbaar.

Enkele jaren later kwam Pa thuis met het verhaal dat hij in Wassenaar een grijze uitgave van Ak-Ak gezien had, die heel parmantig in zijn dooie eentje een zebra-pad overstak en waarvoor Pa moest wachten. In deze tijd speelde Pa bovendien met de gedachte om overplaatsing naar Harderwijk aan te vragen. Dit stuitte van mijn kant op een enorme tegenstand en ook mijn broertje wilde niet uit Noordwijk weg. En nu begon Pa met omkoop-technieken: als wij rustig mee zouden gaan naar Harderwijk, zouden we zo’n grijze Ak-Ak krijgen. Dus wij op zoek wat voor ras die grijze Terrier was, na een speurtocht in een hondenboek bleek het de Cairn Terrier te zijn. Na veel moeite konden we een rood teefje krijgen (hoewel we toen liever een donkere wilden, dat paste immers zo leuk bij de witte Westie) in, oh ironie Harderwijk. Vanzelfsprekend kwam dit prima in het straatje van Pa te pas, nu kon er tot twee maal toe naar huizen gekeken worden in Harderwijk en omgeving zonder een paar dreinende kinderen achterin. Ondertussen bleek Harderwijk eigenlijk best leuk te zijn en onze bezwaren verdwenen grotendeels. Niets is veranderlijker dan een mens, Pa besloot op het Ministerie in Den Haag te blijven. Pip bleef het levende aandenken aan dit gebeuren.

Pip was snoezig en vreselijk lief maar toch zouden we nog zo graag een donker Cairntje willen hebben. En toen mijn ouders dan ook een avondwandelingetje over de boulevard maakten en ze een familie met vier Cairns, twee blonde en twee bijna zwarte, tegenkwamen, werd Pa door mijn moeder meegesleept naar deze Cairns (en in tweede instantie naar hun bazen). Deze Duitse mensen bleken hun vakantie in Noordwijk door te brengen en we zagen elkaar bijna dagelijks op het strand. Hun zwarte teefje werd door te gezonde Noordwijkse lucht te vroeg loops en werd bij ons in de garage gedekt door de zwarte reu. Drie maanden later zijn we het resultaat gaan bekijken en het eind van het liedje was dat het bijna pikzwarte teefje van Duitsland naar Noordwijk verhuisde. De hele familie ging door de knieën voor Ris en voor Pa bleef niets anders over dan zwijgend toe te stemmen. Wel verbond hij er een voorwaarde aan: ik had namelijk al heel snel ontdekt dat de fokkers van Ris mijn Nederlands uitstekend verstonden. Pa eiste nu dat ik Duits met hen zou spreken (achteraf gelukkig, mijn eindexamen Duits heeft er wel bij gevaren).

Weer een jaar later kreeg Pip een nestje, 1 reu en 2 teven en ik had mijn keuze gezet op de rode teef. Pa had zich in deze tijd al eens uitgelaten over mijn Salamie-tactiek (een, twee, drie) zodat het me beter leek hem niets te zeggen. Maar toen een familie naar het gestroomde teefje kwam kijken en me vroeg of ze de rode teef niet konden krijgen, moest ik er wel voor uit komen. Pa kreeg bijna een woedeaanval want welke gek heeft nu vier honden? Maar tenslotte begreep hij wel waarom ik dit Cairntje zo graag wilde hebben: Loes kon blijven.

Na allerlei vervelende ervaringen met dekkingen, Ris, die botafwijkingen vertoonde, bood mevrouw Veenis ons een teefje aan als troost. Ditmaal was Pa onverbiddelijk, vier honden en geen enkele meer en zo bleef Squirrel in Stroe. Enige tijd later zou Pip bij de familie Veenis gedekt worden, Pa bracht mij en Pip. Nadat we in Stroe uitgestapt waren, sprong er een olijk rood Cairntje van zo’n vijf maanden uit het keukenraam om ons te begroeten. Wij wisten pas wie deze enthousiaste Cairn was toen Yvo riep: “Squirrel, waar ga jij naar toe?” Eenmaal binnen nam Squirrel plaats op de leuning van de bank, precies boven Pa’s schouder en eerlijk de cake met hem delend. Pa een stukje….. Enfin, Squirrel had Pa zijn hart gestolen en toen hij in de auto zei: “je hebt eigenlijk de leukste tijd gemist” realiseerde ik me verbaasd dat Squirrel onze menagerie mocht komen versterken. Dolgelukkig mocht ik Squirrel enkele weken later halen. Maar Squirrel was nu werkelijk de laatste, zelf vond ik vijf hondjes ook wel genoeg.

Toen in het nest van Loes dan ook een heel leuk teefje zat, Ike, heb ik haar met pijn in het hart verkocht. Het kwam ook helemaal niet bij me op om te vragen of ik een pup uit het nest van Squirrel, dat twee jaar later geboren werd, mocht aanhouden. Toen deze pups een paar dagen oud waren werd ik gebeld door iemand die graag een van de pups wilde hebben. Terwijl ik met deze meneer sprak, zag ik Pa vreemd kijken en toen hij na het telefoongesprek zei: “wij moeten eens ernstig praten”, vermoedde ik dat ik iets verkeerds had gezegd, maar nee, Pa vroeg me of ik het reutje wilde houden! En zo bleef hond numero 6 bij ons, een klein rood beertje, die ik dan ook Birren gedoopt heb.

En zo wonen er dus zes honden bij ons en allemaal hebben ze iets eigens, Ak-Ak, altijd rustig en waardig, Pip, die waar ik ook zit, op mijn schoot plaats neemt , haar bijnaam is Pippy-Plak, Ris, onze zwarte duivel, aan de ene kant ontzettend fel maar aan de andere kant juist weer zo aanhankelijk, Loes, die je wel honderd keer op een avond haar tennisbal komt brengen, die je dan weer weg moet gooien, Squirrel, nog even enthousiast als vroeger, ze begroet me telkens weer of ik van een wereldreis thuiskom en benjamin Birren, onze dikke pup met zïjn zwarte maskertje, frank en vrij door de kamer dartelend is hij de lieveling van mensen en honden.

Ondertussen breidde niet alleen mijn veebestand zich uit, maar ook het bezoek aan tentoonstellingen groeide gestadig mee. Pa had dan ook gelijk, als hij weer over de salamie-tactiek begon. Zo langzamerhand gaat het huishouden zich aanpassen aan de honden in plaats van omgekeerd. Zeer veel dingen moeten wijken voor de honden, maar ze zijn het stuk voor stuk waard en daarom is die vakantie, die nooit meer buiten Noordwijk plaats vindt niet belangrijk, daarom werk ik in mijn vakanties met plezier om het allemaal een klein beetje zelf te kunnen betalen en daarom vind ik het ook niet zo erg dat ik thuis woon en niet ergens op een kamer dichterbij het Sociologisch Instituut in Leiden. Natuurlijk heb je de lasten van de honden, maar ze geven ook zoveel liefde. Ik kan ze geen van allen missen.

Eerder gepubliceerd in Cairn-Nieuws nummer 1 van 1981